Enkele jaren geleden heb ik het boekje Taterfee geschreven.

Sommige kinderen zijn minder goed verstaanbaar, ondanks het feit dat er geen specifieke articulatieproblemen zijn.  Aan de hand van dit boekje worden kinderen bewust gemaakt hoe ze praten en wat ze kunnen (trachten te) doen om ‘mooier’ te praten.

 

De kinderen leren Taterfee kennen en haar knuffelvriendje Tippetappe haasje.  Taterfee heeft een magisch Taterboek.  Dankzij dit Taterboek begrijpt ze wat Moenoe, de aap, Kaana, de krokodil en tenslotte Tierie, de clown zeggen.  Deze figuren kenmerken de 3 belangrijkste mondstanden: openen, ronden en spreiden. Op de Taterberg woont ook de Kwettergeest. Hij wil het magische Taterboek bemachtigen.  Kwettergeest symboliseert het mompelen, het binnensmonds praten.

 

Het verhaal is een leuke aanleiding voor kinderen om op zoek te gaan naar de manier waarop zij praten: heb ik alleen een apenmondje als ik praat, of moet ik wat meer krokodillenbekken gaan maken, gebruik ik geen enkele apenmond of krokodillenbek, maar alleen een lachende grimas…

 

Na het verhaal kunnen ze aan de slag.  Aan de hand van meer specifieke oefeningen kunnen ze zelf “coole smoelen” gaan trekken en proberen de mond goed te openen, spreiden en ronden als ze lezen, nazeggen of spontaan vertellen.